Werkconferentie 2017

Lerarenopleiders leren: vakdidactisch onderzoek begeleiden en uitvoeren

Op 19 april 2017 vond in Utrecht de halfjaarlijkse werkconferentie voor lerarenopleiders Moderne Vreemde talen plaats.  Deze bijeenkomsten worden georganiseerd door het Platform van Eerste- en Tweedegraads Opleiders van Levende Talen en door het Expertisecentrum Moderne Vreemde Talen. Opleiders ontmoeten elkaar hier voor het uitwisselen van inzichten en ervaringen uit hun werkpraktijk. Dit keer werd de conferentie ondersteund door het Meesterschapsteam Moderne Vreemde Talen, een landelijk project ter versterking van de vakdidactiek in onderwijs en onderzoek. Wander Lowie (Rijksuniversiteit Groningen) lichtte als voorzitter de doelstellingen en activiteiten van het team kort toe. Op deze dag stonden het uitvoeren en het begeleiden van vakdidactisch onderzoek centraal. De belangstelling voor dit onderwerp bleek wederom groot gezien de grote opkomst onder opleiders en hun actieve deelname aan de drie presentaties.

Begeleiding van LIO-onderzoek in thematische werkgroepen

Catherine van Beuningen en Dubravka Knezic (beiden onderzoekers en docenten, Hogeschool van Amsterdam) beten het spits af met hun presentatie over het begeleiden van praktijkonderzoek, zoals dat de afgelopen jaren ontwikkeld werd aan de tweedegraads lerarenopleidingen talen van de HvA. Eerst schetsen zij een zeer herkenbare situatie voor de aanwezige opleiders als het gaat om LiO-onderzoek: dit studieonderdeel leidt vaak tot studievertraging, studenten overzien de taak niet en de kwaliteit van de individuele producten is vaak niet erg hoog. Daarbij komt dat de begeleiding erg arbeidsintensief is en dat opleiders zich niet altijd expert voelen op thema’s waarmee de student komt. Voordat hun nieuwe aanpak onthuld werd, wisselden de deelnemers in heterogene groepen hun eigen ervaringen met onderzoeksbegeleiding uit. Plenair werden de ervaringen gedeeld via Padlet. Veel opleiders bleken te worstelen met hun begeleidingstaken, maar ook werd duidelijk dat de afgelopen jaren op verscheidende instituten al verschillende initiatieven ontstaan zijn ter verbetering van de opzet en begeleiding van studentenonderzoek. Zo werd bericht over het opstellen van een onderzoeksleerlijn (InHolland) en het organiseren van studentenonderzoek rond een centraal thema (task-based language learning) met gezamenlijke start, gevolgd door het uitwerken van het concept in de eigen schoolcontext (NHL). Andere zaken die aangesneden werden in de discussie waren de nagestreefde doelen van LiO-onderzoek binnen de verschillende niveaus (BA, MA) en de daarbij passende manier van begeleiding.

De aanpak van het LiO-onderzoek die aan de HvA ontwikkeld is, gaat uit van thematische werkgroepen en heeft als doel de student zich te laten ontwikkelen tot een reflectieve professional; onderzoeksvaardigheden hebben daarbij een instrumenteel doel. In groepen van 10-15 studenten wordt gewerkt binnen een gezamenlijk thema, met (twee)wekelijks werkcolleges met de hele groep en gezamenlijke deadlines. De begeleider biedt de inhoudelijke expertise en veel sturing.  De begeleiders volgen daarnaast een professionaliseringstraject (zes keer per jaar). De invoering van deze nieuwe aanpak wordt door onderzoekers gemonitord.  Catherine en Dubravka schetsten twee voorbeelden uit de eigen praktijk: (i) effecten van feedback (bij Nederlands) en (ii) buitenschoolse gebruik van Engels en de aansluiting daarop in de eigen les. Ook gaven zij aan dat momenteel nog wordt nagedacht over verbeteringen, b.v. met vakoverstijgende thema’s en met nieuwe onderzoekstypen, zoals lesson study. De deelnemers mochten weer via Padlet reageren op de voorgestelde aanpak, waarbij duidelijk werd dat meer kansen dan belemmeringen werden gezien.

Onderzoek in uitvoering: talige interactie in het klaslokaal

Nienke Smit (Rijksuniversiteit Groningen) gaf een workshop over haar promotieonderzoek naar docent-leerling interactie in lessen Engels. Met haar onderzoek wil zij docenten helpen te begrijpen hoe ze leerlingen op het juiste moment gerichte vragen kunnen stellen om ze naar een talig en cognitief hoger niveau te krijgen, volgens het principe van scaffolding. Hiervoor is het noodzakelijk om deze docent-leerling interactie in kaart te brengen. In de workshop ging Nienke in op soorten vragen die docenten aan hun bovenbouwleerlingen (havo/vwo) stellen bij het werken met een leesinput, wat voor soorten antwoorden en reacties leerlingen vervolgens geven en wat de rol is van het Nederlands en het Engels bij  het stellen en beantwoorden van deze vragen. Voor soorten vragen kan worden gedacht aan begripscontrolevragen, verhelderingsvragen en complexe vragen waarop open antwoorden gegeven kunnen worden. Voor de soorten antwoorden van leerlingen kan men denken aan bijvoorbeeld korte, eenvoudige antwoorden en lange, complexe antwoorden. Met behulp van een speciale analysetechniek (State Space Grids) visualiseert Nienke de interactie in de klas en maakt ze aan de hand van principes uit de dynamische systeem theorie inzichtelijk hoe de interactie verloopt tussen docent en leerling en vice versa en hoe lang een bepaalde vorm van interactie duurt.

Tijdens de workshop kregen de deelnemers in viertallen de taak de kleurrijke interactie-plaatjes te duiden. Vervolgens werd plenair besproken waarom juist bepaalde vormen van interactie plaatsvinden in een bepaalde les, wat voor factoren interactie kunnen beïnvloeden (bijvoorbeeld het tijdstip van de les) en waarom het moeilijk kan zijn om andere vormen van interactie van leerlingen te vragen als ze een bepaalde vorm gewend zijn. De workshop bracht een interessante discussie op gang over het belang van interactie in de MVT-les en hoe deze er dan uitziet of idealiter uit zou kunnen zien. In de discussie werd duidelijk dat interactie dynamisch en complex is en verschilt per lessituatie en per leerling.

Uitgevoerd onderzoek: differentiëren in de brugklas bij Engels

Op geanimeerde wijze vertelde Ton de Kraay (vakdidacticus Engels, Hogeschool Rotterdam) over de aanleiding en verloop van zijn promotieonderzoek. Uit eigen ervaring weet Ton dat de verschillen tussen de brugklassers bij binnenkomst groot zijn, maar die lijken met Pasen verdwenen. Voor hem was dit aanleiding te kijken naar differentiatiemogelijkheden voor deze groep. Eerst voerde hij een literatuurstudie uit naar de verschillende aanpakken en de traditie van Engels binnen PO en VO. Het PO bleek jong en gericht op het handelen met taal, terwijl Engels in het VO een lange traditie kent en nauwelijks nieuwe ontwikkelingen laat zien in de richting van communicatief taalonderwijs. Een vragenlijst onder docenten bevestigde het beeld uit de literatuurstudie. Op basis van werk van Carol Ann Tomlinson over differentiëren stelde Ton 32 algemeen didactische principes op die dienden als basis voor zijn experiment. Daarbij testte hij de haalbaarheid van een gedifferentieerde aanpak in lessen Engels, die gekenmerkt werden door een hoofdstukbrede taakgerichte aanpak, samenwerkend leren en waarin leerlingen met rubrics werkten waarmee ze zichzelf moesten inschatten en beoordelen op schrijf- en spreekprestaties. De docenten waren enthousiast over het feit dat ze op deze manier meer inzicht kregen over de kennis van en houding ten opzichte van het Engels van de individuele leerlingen. Ietwat wrang was wel dat uiteindelijk slechts drie van de negen docenten met hun klassen aan het hele experiment hebben deelgenomen. De leerlingen waren na afloop significant beter in Engels en het leren van Engels dan de controlegroep. Om over de haalbaarheid van differentiëren een uitspraak te kunnen doen volgde een Delphi-studie. Opzet van zo’n onderzoeksmethode is dat deelnemers in meerdere rondes met verschillende opvattingen van anderen geconfronteerd worden en waar uiteindelijk gestreefd wordt naar consensus. In het onderzoek van Ton  kwam naar voren dat differentiëren volgens de docenten lastig is omdat het zo anders is van wat de collega’s doen en dat ze het niet gewend zijn. De conclusie was dat docenten in hun pogingen tot differentiëren zowel in tijd als fysiek gefaciliteerd moeten worden. Het proefschrift kan hier online worden ingezien.

Na Tons uiteenzetting over zijn onderzoek gingen de opleiders in groepen in gesprek over de haalbaarheid van differentiëren en wat er nu tijdens de opleiding door hen aan differentiëren wordt aangereikt. In een inspirerende uitwisselingen kwamen verschillende opleidingsdidactische voorbeelden op tafel, zoals de-hele-taak-eerst-aanpak, een gedifferentieerde les na een toetsanalyse; een gedifferentieerde aanpak die studenten zelf ondergaan, b.v. in de vorm van een taalworkshop waarin studenten zelf keuzes maken over oefenvormen op basis van hun eigen taalvaardigheid.

De studiedag werd afgerond met een borrel, waar nagepraat over de presentaties en waar uitgewisseld werd wat voor een volgende werkconferentie zou kunne worden aangeboden. De volgende editie van de werkconferentie op 3 november 2017, tijdens de Landelijke Studiedag van Levende Talen. Het programma is inmiddels online beschikbaar en biedt bijdragen over actuele onderwerpen in de vakdidactiek, zoals taalbewustzijn, taakgericht onderwijs en differentiatie.

Joyce Haisma & Marjon Tammenga-Helmantel

 

P.S.

Wie belangstelling heeft voor het materiaal dat tijdens deze werkconferentie gepresenteerd en uitgewisseld is en op de hoogte gehouden wil worden van initiatieven voor mvt-opleiders kan lid worden van het online platform voor eerste- en tweedegraads lerarenopleiders (in Edugroepen) door een mail te sturen naar expertisecentrummvt@iclon.leidenuniv.nl.