Werkconferentie 2016

MVT-Lerarenopleiders leren: vakdidactisch onderzoek en beoordelen van de vakdidactische competentie

Op 13 april 2016 vond wederom de halfjaarlijkse werkconferentie voor lerarenopleiders moderne vreemde talen plaats. Op deze bijeenkomsten, georganiseerd door het platform van eerste- en tweedegraads opleiders van Levende Talen, het Expertisecentrum moderne vreemde talen en het Meesterschapsteam Vakdidactiek moderne vreemde talen, ontmoeten opleiders elkaar voor uitwisseling van inzichten en ervaringen uit hun werkpraktijk. Thema van de dag was Vakdidactiek, waarbij zowel lopend actueel vakdidactisch onderzoek werd gepresenteerd als ook het beoordelen van de vakdidactische competentie van studenten besproken werd.

Duurzaam doeltaalgebruik

Bovenstaande, pakkende titel was het motto van Sebastiaan Dönszelmann (vakdidacticus Frans, VU), die bezig is met een promotieonderzoek naar de professionalisering van docenten en de effecten daarvan op leerlingen, als het gaat om het doeltaal-voertaalgebruik in de moderne vreemdetalenles. Op zijn welbekende activerende en enthousiasmerende manier begon hij met een aantal stellingen volgens het ‘staan-zitten’-spel (een variant op petje-op, petje-af). De laatste stelling, ‘doeltaal verantwoord inzetten is moeilijk te leren’, waar iedereen het mee eens was, leverde gelijk een bruggetje op naar de essentie van deze presentatie: welke vaardigheden heeft een docent nodig om effectief de doeltaal in te zetten tijdens de les, en hoe zijn deze vaardigheden aan te leren? Wat is dus de didactiek van doeltaal-voertaal gebruik?

Aan de hand van een hilarische voorbeelduitleg (‘bad practice’) over de vergelijkende en overtreffende trap in het Frans en van twee video’s uit het veld werd ons snel duidelijk dat alleen exposure niet voldoende is. Het gaat om een hogere docentenvaardigheid.

Voor zijn onderzoek traint Sebastiaan een docentengroep, met als doel het duurzaam en verantwoord kunnen toepassen van doeltaaldidactiek in de les. De docenten worden tijdens deze training niet gelijk geobserveerd en gefilmd; ze moeten eerst de fijne kneepjes onder de knie krijgen. Die fijne kneepjes, dat zijn er heel wat: aansprekende input leveren, scaffolding (goed vragen leren stellen, feedback geven, steeds maar weer checken op begrip), je bedienen van extra non-verbale ondersteuning (natuurlijke gebaren), gebruik maken van nabijheid, van routines en rituelen (herhalingen met kleine aanpassingen), het zorgen voor ankers (bijvoorbeeld plaatjes of visuele ondersteuning), kennis verkrijgen over taalbewustzijn (hoe werkt het leren van een taal), (gedoseerd) gebruik maken van de moedertaal, en de lijst is nog niet compleet. Ook het ‘frame’ is belangrijk: docent en leerlingen moeten accepteren dat  het klaslokaal   waarin je (grotendeels) Frans spreekt een onnatuurlijke situatie (‘frame’) is, waar alle partijen in mee moeten gaan.
Aan de hand van een observatieformulier wordt in kaart gebracht in welke mate de docenten bovengenoemde vaardigheden beheersen en toepassen.
Zijn tweede onderzoeksvraag is of de leerlingen die adequaat doeltaaldidactiek hebben gehad de taal sneller en beter leren dan leerlingen die dit weinig tot niet hebben gehad. Dit wordt uiteindelijk met ERK-toetsen van het Cito gemeten.
Als conclusie gaf Sebastiaan ons mee dat de doeltaal geen voertaal zou moeten zijn maar eigenlijk meer een leertaal, een leermiddel, een instrument om leerlingen een taal te laten leren.
De aanwezige opleiders mogen Sebastiaan heel dankbaar zijn voor deze inzichten; één van de belangrijkste is wel dat we eigenlijk niet al te veel kunnen verwachten van de doeltaal-voertaal vaardigheden van onze studenten – alhoewel we hier altijd veel op hameren: dit is echt een hogere didactische vaardigheid.

Een instrument voor het geven van vakdidactische feedback

Als tweede spreker was Femke Kitselaar (vakdidactica Engels aan de Hogeschool van Amsterdam) aan de beurt. Stagebegeleiders op scholen hebben behoefte aan een praktisch instrument waarmee ze studenten vakdidactische feedback kunnen geven die past bij de fase in de opleiding waarin ze zich bevinden.. Op de HvA zijn de mvt-opleiders aan de slag gegaan met de ontwikkeling van een vakdidactisch begeleidingsinstrument, in eerste instantie voor de tweedejaarsstudenten. Een belangrijk eis is hanteerbaarheid door docenten in het veld. In deze workshop legde Femke de aanwezige opleiders dit instrument voor. Het blijkt een ingewikkelde klus te zijn een behapbaar document te maken, omdat de vakdidactische eisen die aan onze studenten gesteld worden steeds complexer worden: de criteria (descriptoren) moeten verantwoord, passend bij het 2e jaars niveau en duidelijk (SMART!) beschreven zijn. De SBL-competenties zijn daarbij een hulpmiddel maar schieten tekort als het gaat om mvt-didactiek.
Het document dat Femke ons voorlegde was zeker behapbaar, 1 A4tje, verdeeld over drie hoofdcategorieën: lesvoorbereiding, -uitvoering en –nabespreking. Ook prettig is dat er op dit formulier niet per descriptor een hele verantwoording geschreven hoeft te worden maar alleen een JA (de student beheerst dit aspect) of NEE (de student beheerst dit aspect niet), vergezeld door enkele steekwoorden. In dat opzicht is het formulier zeker gebruikersvriendelijk. Het tracht een middenweg te vinden tussen een te globale beschrijving (zoals de algemene SBL beschrijving van de vakdidactische competentie) en een te grote waslijst aan criteria die de opleiders, bij gebrek aan beter, zelf formuleren om alle eisen die aan hun studenten gesteld worden te dekken.
Een mooi initiatief dus. Toch kwamen er wat tegengeluiden die beweerden dat zelfs dit formulier nog te gedetailleerd was. Ook waren de aanwezige opleiders benieuwd naar de doorgaande leerlijn: een instrument zoals dit zou heel goed kunnen dienen om de gehele ontwikkeling van de student in kaart te brengen, van startniveau naar startbekwaamheid. Juist door dergelijke beschrijvingen per leerjaar te maken wordt de vakdidactische leerlijn zichtbaar.

Adaptieve feedback en support bij gespreksvaardigheid

De derde workshop werd verzorgd door vakdidactica Frans Esther de Vrind (Universiteit Leiden). Ze presenteerde de eerste bevindingen van haar promotieonderzoek waarin ze zich buigt over de vraag hoe je nu eigenlijk het beste feedback geeft en organiseert bij gespreksvaardigheid, en dat met een klas van 30 leerlingen. De workshopdeelnemers werd eerst gevraagd naar de successen en knelpunten in de lespraktijk bij het geven van feedback. Vervolgens werd gebrainstormd over mogelijke oplossingen, waarbij de inzet van peers, inventarisatie van de leerbehoeften van leerlingen, het geven van constructieve feedback en de bewustmaking van het leerproces bij de leerlingen als mogelijkheden werden aandragen.

Esther presenteerde daarop haar voorstel voor een praktisch hanteerbare aanpak voor leerzame, op de leerbehoeften van de leerlingen afgestemde feedback, welke zij na literatuurstudie en pilots in de praktijk had ontworpen. In haar experiment namen 64 V4 en V5 leerlingen een dialoog in het Frans op op hun mobiel. Na terugluisteren vulden zij een zelfevaluatieformulier in en stelden een plan van aanpak op voor het verbeteren van hun eigen gespreksvaardigheid waarin zij ook aangaven welke hulp zij daarbij nodig hadden. De docent kon deze informatie vervolgens gebruiken voor de feedback en voor afstemming van zijn onderwijs. Om te kijken wat het effect van deze (extra) informatie was, werd de docent op drie momenten bevraagd naar de leerlingen en hun individuele behoeften en de te geven feedback: voorafgaand aan de opname, na de opname en na het lezen van de formulieren. Het formulier bleek praktisch bruikbaar: de docenten bleken goed in staat de formulieren snel te scannen en kregen daarbij meer informatie over de leerbehoeften van hun leerlingen. In sommige gevallen echt een eye-opener. Aan de hand van enkele concrete gevallen liet Esther zien dat de leerlingen goed in staat waren concrete plannen te maken ter verbetering van hun gespreksvaardigheid. Verder bleek de feedback door de formulieren te verschuiven: niet enkel gericht op de spreekprestatie maar ook op de regulatieve en affectieve component (b.v. complimenten op het leerproces). Ook gaven de docenten aan in de toekomst met dit formulier meer gespreksvaardigheid in hun lessen op te willen nemen.

Esther sloot af met het verzoek op feedback van de workshopdeelnemers. De opleiders waren vooral heel erg benieuwd hoe het zelfevaluatieformulier eruit ziet. Naar aanleiding van de bevindingen uit dit eerste onderzoek wordt het zelfevaluatieformulier aangepast en is dan opvraagbaar bij Esther. Wat als heel positief gewaardeerd werd is dat de leerling als vertrekpunt gekozen wordt, meer verantwoordelijkheid bij de leerling wordt gelegd en de docent ook meer zicht krijgt op zijn leerlingen. De verwachting werd uitgesproken dat het onderzoek zal bijdragen aan een verrijking van de mvt-les en aan de gespreksvaardigheidsdidactiek in het bijzonder.

Momenteel legt Esther de laatste hand aan een app met het zelfevaluatieformulier als basis. Deze app moet bijdragen aan een gedifferentieerde lesaanpak. In een professioneel ontwikkeltraject in het schooljaar 2016-2017 worden met docenten MVT de leerzaamheid en praktische bruikbaarheid van de zelfevaluatieprocedure uitvoeriger getest: in grotere groepen en in meerdere rondes om te kijken of bijvoorbeeld mogelijk ‘evaluatiemoeheid’ optreedt. In dit traject zal Esther ook feedbacktrainingen voor docenten organiseren. Een uitvoeriger verslag van dit promotieonderzoek is dit jaar in Levende Talen Tijdschrift verschenen.

Na de drie workshops konden de deelnemers nog napraten tijdens de afsluitende borrel.

Wie belangstelling heeft voor het materiaal dat tijdens deze werkconferentie gepresenteerd en uitgewisseld is, kan lid worden van het online platform voor eerste- en tweedegraads lerarenopleiders (in Edugroepen) door een mail te sturen naar expertisecentrummvt@iclon.leidenuniv.nl. De volgende werkconferentie vindt plaats op 4 november 2016 in Utrecht, als onderdeel van de Landelijke Studiedag van Levende Talen. De uitnodiging wordt via e-mail verspreid onder mvt-opleiders en het programma  wordt op de site van het Expertisecentrum mvt gepubliceerd. Wie hiervoor belangstelling heeft, kan aan het adressenbestand worden toegevoegd door een mail te sturen naar expertisecentrummvt@iclon.leidenuniv.nl

Eric Kok en Marjon Tammenga-Helmantel